Werknemers hebben aantoonbaar baat bij O&O-fonds

Er wordt veel gediscussieerd of werknemers wel baat hebben bij Opleidings- & Ontwikkelingsfondsen. Maar echt onderzocht is dat nog nooit. Tot nu. Wilco Brinkman van HS Arbeidsvoorwaarden en Moon Stroes van A-Advies hebben het fonds de technische installatiebranche, OTIB, bekeken. Zij hebben gekeken naar de effecten op de loonontwikkeling en de inzetbaarheid van de werknemers. De resulaten zijn positief, constateren zij in het maartnummer van Zeggenschap.

Onderzoek
Het onderzoek bestond uit twee delen. In het eerste deel hebben Brinkman en Stroes de verschillen in loonontwikkeling en inzetbaarheid tussen deelnemers en niet-deelnemers aan vier instrumenten van OTIB onderzocht. Het betreft twee subsidieregelingen voor scholing, een workshop voor werknemers jonger dan 25 jaar en een instrument gericht op het waarderen en erkennen van in praktijk opgedane kennis en competenties. Het tweede deel van het onderzoek bestond uit een telefonische enquête onder werkgevers, waar gebruik is gemaakt van één van beide of beide subsidieregelingen. Daarbij is gevraagd in hoeverre dit gebruik volgens hen effect heeft gehad op de inzetbaarheid van medewerkers en de toegang tot scholing en ontwikkeling.

Loonontwikkeling
Voor alle instrumenten blijkt dat de loonontwikkeling van de deelnemers sterker is dan die van de niet-deelnemers. Zo heeft voor het onderzochte subsidieprogramma OSR (OntwikkelingsStimuleringsRegeling) de groep die tussen 2006 en 2010 deelnam een gemiddeld sterkere loonontwikkeling dan de groep die in deze periode niet aan OSR heeft deelgenomen. 'In 2014 lag het loon van de deelnemers gemiddeld 36% hoger. Bij de niet-deelnemers bedroeg dit 33,5%. Het verschil is gecorrigeerd voor verschillende achtergrondkenmerken als leeftijd, deeltijdfactor en sectorverblijftijd, en lijkt structureel van aard: de niet-deelnemers halen hun ‘achterstand’ niet meer in. Vergelijkbare verschillen vinden we voor de andere instrumenten', aldus Brinkman en Stroes.

Inzetbaarheid
Ook zijn er verschillen in inzetbaarheid. 'Als eerste blijkt dat voor alle onderzochte instrumenten geldt dat deelnemers in 2014 vaker in de sector werkzaam zijn dan niet-deelnemers. Ten tweede hebben we voor de twee subsidieregelingen inzetbaarheid vanuit een breder perspectief kunnen bekijken. Hieruit blijkt onder andere dat deelnemers die de sector verlaten vaker weer een baan hebben dan niet-deelnemers. Specifiek voor OSR geldt dat deelnemers die in een andere sector gaan werken vaker in een technische sector terechtkomen dan niet-deelnemers. Daarnaast zien we dat driekwart van de bedrijven die van de subsidieregelingen gebruik maakten een effect ziet op de inzetbaarheid van medewerkers. Dit betreft vooral mogelijkheden om medewerkers te behouden voor het bedrijf en om ze binnen de organisatie breder in te zetten. De twee subsidieregelingen blijken nóg een toegevoegde waarde te hebben. De meerderheid van de werkgevers geeft aan dat er door het gebruik van één of beide regelingen meer medewerkers in het bedrijf worden bijgeschoold en dat er meer aandacht is gekomen voor scholings- en ontwikkelingswensen voor medewerkers, ook voor niet-deelnemers. Hiermee is de toegang tot scholing voor werknemers toegenomen.'

 

Het hele artikel lezen? Vraag een proefnummer aan, of neem een abonnement!